
“Ik werd op een gegeven moment bang om naar buiten te gaan” – Kristel (27) had een postnatale depressie
Bij een postnatale depressie denk je al gauw aan moeders die niet van hun kind houden, of die moeite hebben een band met hun kind te krijgen. Kristel had dat allemaal niet. Zij was juist enorm gek op haar dochter. Zó gek dat ze op een gegeven moment niet meer met haar naar buiten durfde uit angst dat iemand haar zou afpakken. Pas toen haar dochter 9 maanden was en ze suïcidale gedachten kreeg, besloot Kristel hulp te zoeken. In het interview van vandaag doorbreekt zij het taboe door openlijk te vertellen waar ze mee worstelde (en soms nog steeds mee worstelt) en welke therapie haar geholpen heeft.
1. Kun je iets over jezelf vertellen?
Ik ben Kristel, 27 jaar, getrouwd met Danny en moeder van Runa (2 jaar oud). Momenteel ben ik in verwachting van ons tweede kindje. Allebei onze kindjes hebben we gekregen met behulp van een hormoonkuur bij een fertiliteitsarts. Ik ben momenteel thuis in de ziektewet, maar wil voor de zomer het liefst weer werk hebben.
2. Hoe verliepen je zwangerschap en bevalling?
De zwangerschap van mijn dochter verliep redelijk oké. Ik had weinig kwalen, behalve heel erge stemmingswisselingen. Later bekkenproblemen, omdat Runa een grote baby was. Ondanks het vele sporten werd het de laatste weken te zwaar voor mijn lijf en werd staan en lopen een behoorlijke opgave. Gek genoeg had ik de grootste moeite met de grote buik. Ik was voor de zwangerschap afgevallen en had eigenlijk mijn droomlijf. En ik zag dat langzaamaan veranderen, terwijl ik heel bewust die keuze had gemaakt. Dat was wel een dingetje. De bevalling begon goed. Mijn vliezen braken vroeg in de ochtend en vrij snel kreeg ik regelmatige weeën. De eerste 12 uur heb ik thuis doorgebracht, in bad en op een fitnessbal. Daarna bleek dat mijn lijf te moe was en dus werd mij geadviseerd naar het ziekenhuis te gaan voor wee-opwekkers. Onderweg naar het ziekenhuis kreeg ik echter een weeënstorm. Altijd fijn in de file en in een hittegolf. Bij het ziekenhuis aangekomen ging het snel. Twee uur later mocht ik al persen. Het persen duurde anderhalfuur en toen mocht ik mijn lekker spekkie vasthouden in mijn armen. Vele hechtingen, een valpartij in de douche door flauwvallen en een zware nacht verder gingen we naar huis.
3. Hoe was je kraamweek?
Vermoeiend en verwarrend. Ik ben en blijf heel blij met de keuze vrijwel geen bezoek te hebben ontvangen, dat gaf nog iets rust. De kraamverzorgster was een ware heldin en zij heeft ons echt heel fijn geholpen. De tegenstrijdige adviezen van vriendinnen die al moeder waren en van mijn schoonmoeder waren vreselijk verwarrend. De meeste dingen gingen ook erg tegen mijn gevoel in. Zo zou ik mijn dochter echt minstens door opa en oma vast moeten laten houden op de tweede dag, want zo hoort dat. Maar ik had helemaal geen behoefte om haar al te delen met de buitenwereld. Ik wilde zelf even aarden in mijn nieuwe rol als moeder. Mijn man begreep dat gelukkig wel, maar helaas verder niemand om ons heen.
4. Welke symptomen horen normaal gesproken bij een postnatale depressie?
Het grof geschetste beeld is vaak dat je niet (direct) van je kindje houdt, geen band voelt, soms zelfs een afkeer hebt tegen je kind en tegen de zorg voor je kind. Ook zou je enorm veel moeten huilen, alleen maar somber zijn en zelfs handelen alsof je kind er niet is (soort ontkenningsfase, maar dan neig je al naar psychose vaak).
5. Welke symptomen had jij?
Initieel weinig. Ik hield meteen van mijn dochter, met heel mijn hebben en houden. Dat was enorm overweldigend. Ik had heel sterk de behoefte om alles voor haar te doen en ik wilde haar voor van alles en nog wat beschermen. Mijn hele wereld draaide enkel nog om haar. Ik noem het zelf “verzuipen in mijn roze wolk”. Ik was zo ontzettend blij en dankbaar voor een gezond meisje. Mijn bevalling had wel een flink trauma achtergelaten, maar zodra ik mijn dochter vasthield, kon ik alleen maar denken aan haar. Ik wilde haar niet delen, met niemand. Mijn man had daar begrip voor, ondanks dat hij ook graag knuffelde met z’n dochter. Door de druk van buitenaf om dingen te doen zoals haar uit handen geven, kreeg ik meer de neiging mij te isoleren. Ik werd op een gegeven moment bang om naar buiten te gaan. Ik was bang voor mensen die haar zomaar zouden pakken of aanraken en ik wilde vooral niet bestempeld worden als een slechte moeder. Die angst nam verlammende gevolgen aan: ik sloot ons thuis op, deed geen boodschappen meer, ging niet wandelen, en als ik al ging, dan moest mijn man mee. Ik kreeg ook dwingende gedachten die naar waren, maar half niet zo vervelend als het isolement waar ik ons in had gestopt. De gedachten varieerden van; wat als het balkon instort? Is ze dan dood?, tot ; als ik nu aangereden wordt? Wat gebeurt er dan met haar?, of; wat als iemand haar nu uit de kinderwagen pakt?. Dat was heel zwaar en hielp nog meer angsten in de hand.
6. Wanneer dacht je voor het eerst: ‘hier klopt iets niet’?
Ik had die gedachte voor het eerst toen ik een week al niet buiten was geweest. Besef dat ik ben bevallen in een hittegolf, ik zweette mijn flat uit, maar naar buiten ging ik echt niet. Toen twijfelde ik waar ik de grens moest trekken. Uiteindelijk heb ik die grens pas veel later getrokken, pas toen mijn dochter 9 maanden oud was en ik suïcidale gedachten kreeg. Er was ook een flink stuk weerstand gekomen vanuit mijzelf door de wisselende reacties van mensen op mijn gevoelens. De een zei dat het allemaal normaal was en ik me er overheen moest zetten, de ander dwong mij bijna om a la minute psychologische hulp te vinden.
7. Wat vond/vind je het heftigst aan het hebben van een postnatale depressie?
Het eenzame gevoel. Er was weinig begrip toen er nog geen officiële diagnose aan vast hing. Ik kreeg veel reacties dat alles normaal was en ik gewoon even door moest zetten. Ik moest die grenzen gewoon over en mij niet zo aanstellen. Ik zou mijn dochter tekort doen en dat was pijnlijk om te horen van vriendinnen. Ik had heel sterk het gevoel dat niemand mij begreep, soms heb ik dat nog. Dat eenzame gevoel brengt veel verdriet en angst met zich mee, maar het patroon doorbreken lukte niet, ondanks dat ik mij er meer dan bewust van was. Dat werkt verlammend.
8. Denk je dat je dochter er iets van meegekregen heeft?
Ik denk het in enige mate wel. Ik heb altijd gewoon goed voor haar gezorgd, alleen niet voor mijzelf. Ik ben van mening dat kinderen alles in meer of mindere mate meekrijgen en waar ik vooral bang voor ben is dat het de vroege hechting wellicht toch in de weg heeft gestaan. Dat terwijl we nu nog steeds onafscheidelijk zijn, maar op een gezonde manier. Ik weet dat ze van mij houdt, zij denk ik ook dat ik van haar houd, maar toch ben ik bang dat er ooit iets tot uiting komt waaruit blijkt dat zij er “last” van heeft gehad.
9. Waar heb je hulp gezocht en kreeg je meteen de hulp die je nodig had?
Eerst bij de huisarts, in verband met de verwijzing die ik wilde. Die reageerde eerlijk gezegd heel laconiek. Ik drong aan op een verwijsbrief naar een instantie van mijn keuze. Uiteindelijk kreeg ik die ook. De wachttijd was immens. Voor de intake alleen al 8 weken en toen nog 3 tot de eerste behandeling. Mijn eerste therapeut was echt geweldig. Ze was begripvol en meer dan behulpzaam. Ik kreeg de diagnose van post partum depressie in combinatie met PTSD door de bevalling. Voor de PTSD kreeg ik eerst EMDR therapie. Een heel heftige therapievorm waarbij de REM-slaap wordt nagebootst om de natuurlijke verwerking van emoties in gang te zetten. Na iedere sessie was ik volledig lamgeslagen van alle gevoelens. Mijn man bracht mij dan naar huis, waar ik samen met mijn dochter ging slapen. Het hielp wel heel goed. Ik was er al mee bekend door eerdere therapie en wist dat het bij mij zou helpen mettertijd. Daarna kreeg ik cognitieve gedragstherapie. Hierbij wordt er gekeken naar je visie op jezelf, de wereld en het leven. Die was niet helemaal optimaal op zijn zachtst gezegd. Ik krijg hierin nog steeds therapie nu, want er bleken wonden nog open te zijn van heel lang geleden.
10. Hoe reageerde je omgeving?
Voor de diagnose gesteld was, kreeg ik weinig begrip van de omgeving. Ik moest normaal doen en mij niet zo aanstellen. Alleen mijn man bleef toch zachtjes aangeven dat hij zag dat ik mijzelf aan het verliezen was. Mijn beste vriendin was heel steunend, maar zij heeft helaas zelf ook met PPD te maken gehad. Voor mij gunstig, want er bestond dus een persoon die begreep waar ik doorheen ging. Toen de diagnose gesteld was, kreeg ik ook van de rest meer begrip. Ik gaf wel aan dat ik niet met fluwelen handschoenen behandeld wilde worden. Mijn enige wens was dat er respect zou zijn als ik een grens aangaf. Wel merkte ik dat er toch veel mensen waren die opgelucht waren dat ik nu hulp kreeg. Maar zelfs ondanks dat er hulp kwam waren er nog altijd mensen die mij als slechte moeder bleven neerzetten, ondanks dat ik dus nooit gestopt was met goed zorgen voor Runa. Dat was echt wel heel zwaar voor mij, maar anderzijds weet ik nu wel beter wie echte vrienden zijn.
11. Wat merk je nu nog in het dagelijks leven van je postnatale depressie?
Ik ben nog steeds onzeker in mijn moederschap. Mijn dochter is een gezond meisje dat zich heel snel ontwikkelt. Maar toch ben ik erg bang om weer bestempeld te worden als een slechte moeder. Wanneer ik het gevoel krijg dat iemand zoiets bedoelt of denkt, kan ik weer vastlopen in verdriet en angst voor falen. Ik neem het zoals het gaat. Pieken en dalen, het hoort erbij. Als ik nu mijzelf een weekje binnen houd of niet alleen naar buiten wil, dan accepteer ik dat. Het proces is niet klaar na therapie, dat heeft weer tijd nodig om een automatisch systeem te worden. En gezien ik nog in therapie ben, gun ik mijzelf die leercurve. Hoe zwaar het soms ook kan zijn.
12. Ben je bang dat het straks, na je tweede bevalling, weer opnieuw begint of erger wordt?
Ja en nee. Enerzijds denk ik dat dit mij nooit meer kan overkomen, want ik weet de signalen te herkennen. Anderzijds ben ik bang dat ik straks weer in een isolement raak en dan met een peuter en baby binnen zit. Dan zou ik het mezelf niet makkelijk maken. Of dat het zelfs helemaal anders is, dat ik inderdaad niet van m’n kindje houd vanaf moment een. Ik probeer het los te laten, want beïnvloeden kan ik het niet. Het is een ingewikkeld proces wat door hormonen enorm versterkt wordt, dus het is in feite afwachten. Wel heb ik met mijn man afgesproken tenminste tot een jaar na de geboorte van de baby in therapie te blijven. Puur uit voorzorg, zodat als ik het niet opmerk, mijn therapeut dat wel zal doen.
13. Wat zou je andere moeder die (denken dat ze) een postnatale depressie hebben willen meegeven?
Vertrouw op jouw gevoel dat er iets niet klopt. Neem je eigen tempo en laat je niet pushen naar een therapeut als jij er nog niet klaar voor bent. Dat klinkt stom, maar je hebt pas wat aan therapie als je open staat voor hulp. Probeer wel iemand in vertrouwen te nemen over je gevoelens en gedachtes (partner, ouder, vriend(in)). Het kan enorm bevrijdend zijn om iemand te spreken die begrip voor je heeft. Herkenning is daarvoor echt niet nodig. En wanneer je suïcidale gedachten krijgt, bel met 113. Die mensen zijn er om je door jouw heftige emoties heen te praten. Wanneer je diep in je emotie zit kan het moeilijk zijn rationeel na te denken. Laat iemand daarbij helpen. En als laatste: geloof in jezelf. Het is een ziekte, je kiest er niet voor en het maakt je geen minder goed persoon. Er is echt licht aan het einde van de tunnel, blijf daar naar zoeken.
Bedankt voor je openhartige antwoorden Kristel! Ik hoop dat het meer vrouwen helpt om in de toekomst eerder aan de bel te trekken wanneer zij het niet vertrouwen, ondanks de reacties vanuit hun omgeving.
Benieuwd naar andere interviews? Klik op de foto’s hieronder om ze te lezen.