“Noëllie bellie baby.” Waarom mijn stem drie octaven omhoog schiet als ik tegen mijn baby praat.

Oké, oké, met zijn ruim anderhalf jaar is Noël niet echt meer een baby te noemen, maar in vergelijking met Elia is hij toch nog wel heel klein.

Laatst ‘betrapte’ ik mezelf erop dat ik op een normale toon tegen hem praatte. Zoals ik ook tegen Elia praat dus. Dat vond ik opmerkelijk, want meestal schiet mijn stem automatisch omhoog als ik het tegen hem heb. Behalve als hij iets doet dat niet mag natuurlijk (zoals met eten gooien, dat doet meneer graag), dan praat ik juist weer op lagere toonhoogte. Maar meestal praat ik (en zijn vader trouwens net zo goed!) met een hoog stemmetje tegen hem. Ik zeg dan ook dingen als – nu komt het – Noëlletje belletje baby’tje. Of poeliewoeliewoe.

Al moet ik bekennen dat ik dat laatste (en vergelijkbare dingen als koetsjiekoetsjie) al een tijd niet gezegd heb. Nu zijn het meer retorische vragen, zo van Ben jij mama’s knappe ventje? Als ik het zo nalees denk ik echt ‘doe even normaal’, maar blijkbaar kan ik dat niet wanneer ik het tegen mijn jongste kind heb.

Noël in gesprek met Vicky © Ayla Maagdenberg

Waarom niet? Waarom praat ik a.) met een kinderstem en b.) op kinderachtige wijze tegen mijn dreumes? En is het ook nog ergens goed voor?

Eerst even wat theorie. De ‘babypraat’ waar ik het steeds over heb, noemen wetenschappers IDS (infant-directed speech) of CDS (child-directed speech). CDS wordt ook ‘mammiaans’ genoemd, wat ik echt een leuke term vind. Wat interessante weetjes erover:

  • Volgens WRM Magazine worden hoge tonen door baby’s geassocieerd met voeding en comfort. Dit heeft de geschiedenis de mens geleerd, aangezien het meestal – ook in de natuur – de vrouwen zijn die voor de kleintjes zorgen. En vrouwen hebben een hogere stem dan mannen.
  • Dokter Jessica Love (goeie naam!) zegt dat baby’s bovendien blij worden van het luisteren naar hoge tonen, omdat wij, door zo te praten, aangeven dat we zelf ook blije mensen zijn. Klinkt logisch.
  • Bij het gebruiken van hoge tonen gaat het meer om de emotie erachter dan om wat we daadwerkelijk zeggen. Het is een blijk van affectie, dat we bijvoorbeeld ook gebruiken als we een dier knuffelen, terwijl we weten dat het dier ons niet begrijpt. En een kleine baby waarschijnlijk ook niet.
  • Door tegen baby’s te praten, leren wij ze hun moedertaal. Een onderzoek van ene Leher Singh wees uit dat baby’s woorden sneller oppikken als ze in zogenaamde ‘babytaal’ tegen ze gezegd worden. We praten dan als het ware tegen ze in hun eigen taal. Dapper doorgaan met dat gekir boven het ledikant dus moeders!
  • Een onderzoek van Nairán Ramírez-Esparza wees uit dat het sowieso een goed idee is om als ouder veel tegen je kind te praten. De woordenschat van een kind tegen wie in overdreven kinderlijke taal gesproken wordt, breidt zich veel sneller uit dan die van een kind wiens ouders dat niet doen. Deze kinderen hadden op tweejarige leeftijd een woordenschat van gemiddeld 433 woorden, tegenover ‘slechts’ 169 woorden bij peuters die maar weinig of niet werden aangesproken in babytaal. Fascinerend!
  • Als ik tegen Noël praat, noem ik mezelf vaak ‘mama’. Dan zeg ik bijvoorbeeld: ‘mama gaat koken’. Terwijl ik tegen Elia zou zeggen: ‘ik ga koken’. Waarom is dat? Taalkundige Elba Blom zegt dat ouders dat doen om extra duidelijk te zijn. Jonge kinderen hebben moeite met woorden als ‘ik’ en ‘jij’ (Noël noemt zichzelf Elia…).

Of mammiaans de taalverwerving van een kind ten goede komt of niet, daarover verschillen de opvattingen. De beroemde Noam Chomsky ziet er bijvoorbeeld het nut niet van in, waar anderen juist menen dat het van belang is om taal waarmee je tegen je kinderen spreekt te versimpelen. Ik praat niet bewust zo tegen Noël, het is een automatisme. En mama blijft dat nog wel een tijdje doen…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *