Eén kind is geen kind.

Éen kind is geen kind – dit slaat natuurlijk helemaal nergens op. Ik kan er echt boos om worden als mensen zeggen dat een gezin met 1 kind ‘niet af’ is of om een of andere reden ‘geen echt gezin’ is. Want weet jij veel waarom sommige mensen maar 1 kind hebben. Misschien wilden ze er wel graag meer, maar lukte het niet (zoals bij mijn ouders). Of misschien hebben ze het bewust bij 1 gehouden. Dat is allemaal oké.

Ik ben ervaringsdeskundige op het gebied van enig kind zijn. 2 jaar lang was ik ook ervaringsdeskundige als moeder van een enig kind, hoewel ik wel al zwanger was toen Elia 16 maanden was dus dat telt niet helemaal meer. Enig kind zijn versus een of meerdere broertjes of zusjes hebben: het een is niet beter dan het andere, maar elke situatie heeft wel zijn eigen voor- en nadelen. En er is ook een reden waarom ikzelf altijd meer dan 1 kind gewild heb (als mij dit gegeven zou zijn).

halfjaarmoedervan2

Ik ben dus opgegroeid als enig kind. Terugkijkend heb ik dat nooit leuk gevonden (ik denk dat dat ook voor een groot deel samenhangt met het feit dat mijn ouders nou niet bepaald beste vrienden zijn). Ik herinner me nog hoe ik altijd vol jaloezie keek naar leeftijdsgenoten met broertjes of zusjes, en nu nog steeds vind ik het jammer dat ik er niet ‘zo eentje’ heb.

Waarom? Dit zijn – volgens mijn persoonlijke ervaring – de grootste nadelen van enig kind zijn:

  • Er was geen ander kind om mee te spelen (of ruzie mee te maken).
    Dit miste ik het meest als kind. Mijn moeder speelde heel veel met me, echt geen slecht woord over haar en hoe ze mij heeft opgevoed, mijn moeder heeft haar hele leven rondom mij ingericht. Maar het is toch niet hetzelfde als met een ander kind spelen. Er was in mijn jeugd ook niemand om speelgoed mee te delen of om kleding mee uit te wisselen. Zelfs het ruziemaken met een broertje of zusje had ik mee willen maken. En natuurlijk zijn er broers of zussen die elkaar niet kunnen luchten of zien en die elkaar in de loop der jaren uit het oog verliezen en nooit meer spreken, maar volgens mij zijn dat uitzonderingen. In mijn omgeving zijn in elk geval alleen maar mensen die het redelijk tot zeer goed met hun broers/zussen kunnen vinden.
  • Alle aandacht ging altijd naar mij.
    Dat is (misschien) fijn als je een baby of peuter bent, maar op een gegeven moment wenste ik dat ik wat meer ongezien door het leven kon gaan – zeker wanneer ik iets stiekems wilde doen of iets waarvan ik wist dat mijn moeder dit niet zou waarderen.
  • Als mijn ouders overlijden, ben ik alleen ‘over’.
    Uiteraard heb ik goede vriendinnen en andere mensen die er dan voor me zullen zijn, maar het gevoel om je ouders te moeten missen… dat zal niemand op dat moment precies zo ervaren als ikzelf.

Zie ik geen enkel voordeel? Jawel. Ten eerste is daar het financiële aspect: mijn ouders hebben maar voor een kind hoeven sparen, mochten ze overlijden dan hoef ik de erfenis ook met niemand te delen (voor de duidelijkheid: ik had het geld maar wat graag gedeeld met een broertje of zusje). Verder heb ik het idee dat enig kinderen in het algemeen meer kansen krijgen in het leven, simpelweg omdat hun ouders al hun geld/moeite/aandacht in dat ene kind steken. Talent (maar ook: gebrek daaraan) wordt dan eerder opgemerkt. Dit is slechts een theorie, ik weet niet of het echt zo is.

Voor mij persoonlijk wegen de voordelen niet op tegen de nadelen. Ik had vroeger, en nu nog steeds, heel graag een broertje of zusje willen hebben. Ik ben daarom ook heel blij Elia een broertje heeft met wie hij later zal kunnen spelen, delen, en ruziën.

Dat een broertje of zusje hebben ook niet altijd 1 groot feest is, daar kan Frederiek misschien een keer over schrijven ;-).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *