
Aangeraakt is zetten. De nieuwste (gedeelde) hobby van mijn oudste zoon en mij: schaken.
Goed, zo ‘nieuw’ is deze hobby niet meer, want het is zeker sinds een halfjaar dat Elia en ik het schaken vrij fanatiek hebben opgepakt. Niet dat ik hem dat geleerd heb – dat heeft mijn moeder gedaan (briljant!). Ik weet niet waarom het niet bij mij opgekomen is om hem dat te leren, waarschijnlijk was ik vergeten dat dat wel degelijk iets voor een jong kind zou kunnen zijn. Zeker als dat kind op mezelf lijkt…

Terug in de tijd
We gaan even terug in de tijd, naar toen ik zelf leerde schaken. Ik geloof (maar dat weet ik niet meer zeker) dat mijn vader het me destijds geleerd heeft. Ik was wel iets ouder dan Elia nu is, een jaar of 8/9. Ik vond het meteen heel erg leuk. Een tijdje (een jaar of 2/3) zat ik op een schaakclub. Ook daar koester ik warme, gelukkige herinneringen aan. Ik was best goed, al zeg ik het zelf. Uit mijn schaaktijd heb ik meerdere trofeeën (of nou ja, die hebben mijn ouders nu). Ik vond het het leukst om partijtjes te spelen tegen andere kinderen, maar ook oefeningen maken thuis uit mijn werkboek deed ik graag. Precies de dingen die Elia nu ook doet. Overigens herinner me ik me ook heel goed dat ik voor mijn achttiende verjaardag (!) van mijn vrienden een prachtig, marmeren schaakspel kreeg. Die heb ik nu niet meer, maar geeft wel aan dat ik nog lang niet uitgekeken was op schaken.
Waarom ik er dan toch mee gestopt ben, terwijl ik het zo leuk vond? Omdat ik rond die tijd ook op hockey ging, en dat bleek ik nóg leuker te vinden. Voor schaken reisde ik intussen in het weekend door Nederland (dit klinkt net of ik supergoed was, was niet zo, er waren denk ik gewoon weinig toernooien in de buurt) en dat viel niet goed te combineren met ieder weekend een hockeywedstrijd. Dus moest ik kiezen. En hoewel ik schaken nog steeds fantastisch vind, heb ik daar absoluut geen spijt van. Want hockey is mijn allergrootste hobby.

Wat er zo leuk is aan schaken
Heb je even? Het allerleukste aan schaken vind ik dat geen enkele partij hetzelfde is. En dat je nooit kunt voorspellen hoe het zal gaan (tenzij je heel erg goed bent misschien, zo ver ben ik nooit gekomen ;-)). Verder vind ik het leuk dat er vastomlijnde regels zijn, waardoor je nooit in discussie raakt over of iets wel of niet ’telt’. En dat je fouten direct worden afgestraft: staat je stuk ongedekt? Dan wordt het – misschien, waarschijnlijk – geslagen. Dat dwingt je tot impulscontrole en beheersing, tot nadenken voordat je iets zet, tot anticiperen en vooruitdenken. Want aangeraakt is zetten ;-). Daarnaast vind ik het ook een esthetisch mooi spel, met die zwart-witte vakjes en de mooie uit hout gesneden stukken. Echt een klein kunstwerk.
Waarom schaken leerzaam is
Ik denk dat veel activiteiten waarbij je (iets langer) moet nadenken leerzaam zijn. Mario spelen op de Nintendo kan natuurlijk evengoed leerzaam zijn, omdat je daarbij juist snel moet reageren en je motorische vaardigheden ontwikkelt. Dat doe je niet bij schaken. Maar je traint wel je hersenen. Je leert goed kijken, opties afwegen, voors en tegens, niet een keer maar bij elke zet opnieuw. En in breder perspectief leer je natuurlijk ook tegen je verlies kunnen en – ook belangrijk – je leert dat je ergens écht beter in kunt worden door veel te oefenen en ervoor te studeren door bijvoorbeeld oefeningen te maken.
Mijn schakende zoon: een goede zet
Ja, die woordspeling met zet wilde ik toch nog maken ;-). Ik denk dat niet elk kind het in zich heeft om een goede schaker te zijn. Noël zie ik het ook nog niet doen. Het is echt iets waarbij het helpt als je van nature een denker bent, iemand die graag observeert voordat hij in actie komt. Precies zo iemand is Elia. Hele fysieke sporten waarbij kinderen elkaar op de grond gooien, lijken me niets voor hem (niet dat die niet leerzaam zijn hoor, gewoon niet iets voor hem).

Dus schaken it is. We vonden een schaakclub vlakbij ons huis (nog dichterbij dan school, ideaal) en gingen erheen. In een nogal verborgen gebouw in een verborgen zaal ergens achterin op de tweede verdieping was een blik schakende kinderen geopend: een stuk of 25 kinderen (waarvan 23 jongens!) tussen de 6 en 12 jaar speelden daar aan tafels die in keurige rijen stonden potjes tegen elkaar. Zoals altijd durfde Elia in eerste instantie niet mee te doen, hij durfde de schaakstukken amper aan te raken. Na wat eenvoudige vragen van de meester (die overigens erg goed met kinderen was en erg veel verstand van schaken had, zo concludeerde ik al na een paar minuten) ontdooide hij wat. Uiteindelijk won hij twee keer van een tienjarige, wat natuurlijk – zo kunnen jullie je voorstellen – wel wat deed voor zijn zelfvertrouwen ;-).
Ik weet niet zo goed wie er enthousiaster over dit hele schaakavontuur is – Elia of ik. Hij is er zelf van overtuigd dat hij nooit in zijn leven meer gaat stoppen met schaken. Of dat echt zo is, zal nog blijken, maar tot die tijd juich ik elke stap toe en begeleid ik hem met liefde naar de dag dat hij van mij zal winnen (en daar voorbij!).