
Een jaar later. 34 nieuwe weetjes over mij.
Een jaar geleden, vlak na of tijdens mijn 33e verjaardag, schreef ik een lijstje met 33 willekeurige weetjes over mij. Dit jaar ben ik weer ouder geworden (ja echt), dus tijd voor een nieuwe! 34 weetjes over mij:
- ik ben dol op de geur van benzine, nagellakremover met aceton en bepaalde soorten lijm. Die snuif ik het liefst zo diep mogelijk op. Niet bepaald gezond voor je, maar ik begrijp heel goed dat sommige kinderen in arme landen er verslaafd aan raken…
- ik stem op een linkse partij. Sinds ik gebruik maak van mijn stemrecht (en dat was niet direct op mijn 18e want toen kon politiek mij gestolen worden) heb ik op verschillende partijen gestemd. Maar altijd links. In tegenstelling tot bijvoorbeeld mijn vader, die meestal rechts stemt.
- Met een ruwe handdoek maak je mij blij. Zo’n superzachte zoals er soms in hotels is, vind ik niets. Ik heb niet de indruk dat die me echt goed droogmaakt ofzo. Ik doe mijn handdoeken om die reden dan ook nooit in de droger. Mijn moeder maakt hier altijd grapjes over en zegt dan ‘jouw handdoeken zijn net karton, je moet erop slaan om ze te vouwen’ (thanks mam).
- Ik voel weerstand tegen het scannen van een QR-code. Ik kan niet precies uitleggen waarom, maar dit is een typisch voorbeeld van een technologische uitvinding die me tegenstaat. Vooral in een restaurant wanneer je geen fysieke kaart meer krijgt, maar in plaats daarvan zo’n vierkantje moet scannen. Ik vind het zo iets onpersoonlijks hebben! Dat vond ik al voordat er Corona was ;-).
- Ik eet graag koude tuinbonen als snack. Warm vind ik ze ook lekker, maar koud dus net zo goed.
- Dit boek veranderde (letterlijk) mijn leven: Eating Animals van Safran Foer. Ik las het toen ik veertien of vijftien was en heb sindsdien geen vlees meer gegeten. Overigens las ik het destijds in het Nederlands, maar heb ik later ook nog het origineel gelezen omdat ik het het herlezen waard vond.
- Ik houd niet van zand. Op het strand zit ik het liefst op een groot kleed met daarop zo min mogelijk zandkorrels, en ik vind het hinderlijk om thuis ook dagen later (nadat we dus naar het strand zijn geweest) nog overal zand terug te vinden. Nee, doe mij maar liever een grasveld.
- In een gemiddelde week fiets ik 100 kilometer. Klinkt veel hè? Heen en weer naar mijn werk is 30, dat doe ik 3 en soms 4 dagen per week. Daarnaast fiets ik naar de hockeyclub, naar de school van de kinderen en soms naar de kringloop. Gelukkig heb ik een elektrische fiets (dat was mijn beste aankoop van 2021 en blijft zo’n fijne investering!).
- Ik kan niet goed met aanstekers overweg. Ik vind het heel onprettig om er eentje te gebruiken, steek dan veel liever een lucifer aan. Het idee dat je duim zo dicht bij de vlam is en dat het de eerste tien keer niet lukt (omdat ik het dus veel te voorzichtig doe), maakt dat ik er echt tegenop zie om er eentje te gebruiken.
- Ik heb de nagels van mijn vingers nog nooit geknipt. Ik heb daar zo’n aversie tegen. Alleen al de gedachte dat die nagelknipper dan zo onder mijn nagel gaat… nee. Dus ik vijl ze altijd. Mijn teennagels knip ik overigens wel (ook niet bepaald met plezier). En de nagels van de kinderen ook – maar alleen als het echt niet anders kan en hun vader niet thuis is :’).
- Ik haat de winter. Haat is nogal een sterk woord, maar het is in dit geval het enige juiste woord om mijn relatie tot winter/kou in het algemeen aan te geven. Als kind vond ik sneeuw leuk, nu ook niet meer. Ook alle ‘gezellige’ dingen die met winter geassocieerd worden (warme chocomel, kaarsjes, dekentjes) kan ik missen als kiespijn en zou ik zo inruilen voor 1 warme zomerdag…
- Ik fiets graag achter iemand aan. Niet op een stalkerachtige manier, maar gewoon, zodat je niet zelf het tempo hoeft te bepalen. Andersom vind ik het niet fijn als iemand achter mij aanfietst. Wat een dilemma’s hè?
- Ik heb nooit meer dan 3 of 4 tabbladen open staan. Ik word er anders heel onrustig van, heb de indruk dat er van alles op mij wacht om gezien/bekeken te worden. Collega’s van me hebben soms wel 20 tabbladen open staan (!), dat zou ik echt niet trekken. Eén ding tegelijk. Dit heeft wel als gevolg dat ik relatief veel tijd bezig ben met sites opzoeken die ik heb weg geklikt (…), maar dat neem ik voor lief.
- In een tunnel rijd ik liever niet aan de zijkant. Dus niet op de meest rechter (of linker) baan. Op de meest linker baan ben ik sowieso zelden te vinden trouwens. Maar in een tunnel word ik toch altijd een beetje claustrofobisch en ben ik bang dat ik ineens tóch te veel naar rechts stuur, waardoor de zijspiegels de wand van de tunnel raken. Onzin natuurlijk, en is me ook nog nooit overkomen, maar toch schuif ik – als daar ruimte voor is – liever een baantje op…
- Ik scan altijd het grofvuil. Als ik tijd heb, stap ik vaak zelfs af om even beter te kijken. Ik heb echt al mooie dingen gevonden tussen het grofvuil. Sommige zijn vies, maar kun je goed zelf schoonmaken. Andere waren volgens mij echt pas net buiten gezet toen ik ze vond. Ik vind het dan ook zó zonde dat sommige mensen alles maar gewoon bij het grofvuil flikkeren uit gemakzucht, terwijl je het net zo goed naar de kringloop zou kunnen brengen of op een of andere weggeefhoek zou kunnen zetten om er andere mensen blij mee te maken.
- Ik heb de indruk dat ik (iets) beter hoor dan de gemiddelde persoon. Komt misschien ook omdat ik met dove en slechthorende kinderen werk ;-). Nee grapje, daarvoor had ik het ook al. Ik heb er ook een theorie over, namelijk dat ik van jongs af aan gewend ben meer op mijn gehoor te vertrouwen/af te gaan dan op mijn zicht. Ik zie (zonder bril of lenzen) namelijk echt weinig, maar horen kan altijd.
- Ik word rustig van woorden opdelen in letters en die letters in vakjes zetten (in gedachten). Een beetje een gek trekje, maar als ik bijvoorbeeld niet kan slapen, tel ik geen schaapjes maar letters. Het is moeilijk uit te leggen (en nogal vreemd), maar ik zie dan rijen vierkantjes voor me en bedenk zinnen die daar precies in zouden passen. Het zijn altijd rijen van 4. Ik ga dan net zo lang door tot het precies past, dus ook met de leestekens erbij. Hieronder een voorbeeld (en ja, verder gaat het goed met me, ik hoef niet in een gesticht 😉).

18. Ik ben goed in namen. Handig, want binnen een week heb ik de namen van mijn leerlingen geleerd. Heeft de broer van een kennis van je achterneef een jaar geleden een baby gekregen? Grote kans dat ik zijn of haar naam nog weet. Als ik eens iemand tegenkom wiens naam ik vergeten ben (bijvoorbeeld een oud-leerling) dan kan ik dat ook moeilijk loslaten en denk ik er de rest van de dag over na.
19. Ik kan de geboortedata van mijn zoons niet zomaar opnoemen zonder na te denken. Elia is van 14-06-2015, dat gaat nog en kan ik vrij makkelijk onthouden omdat het precies één week (en heel wat jaartjes) na mijn eigen verjaardag is. Noël is van 13-07-2017. Het is lastig omdat al die getallen (13, 14, 6, 7, 2015, 2017) dicht bij elkaar liggen.
20. Ik kan heel slecht tegen hypocriete mensen. Zo iemand die bijvoorbeeld te pas en te onpas van de toren schreeuwt ‘een enorme dierenliefhebber’ te zijn (omdat ze graag met honden knuffelt), maar ondertussen vlees en vis eet. Dat gaat er bij mij niet in.
21. Ik heb zelden dorst. Daarom ben ik vaak blij wanneer ik wél dorst heb. Na het sporten bijvoorbeeld, of in de zomer (nog een reden waarom de zomer mijn favoriete seizoen is!). Ik drink omdat het moet, of om het warm te krijgen, maar het is echt iets waar ik mezelf aan moet herinneren.
22. Ik vind het woord ‘dame’ tenenkrommend. Ik had een ex-scharrel, die begon elk berichtje met ‘hey mooie dame’. Lief bedoeld, maar ik krijg daar echt de kriebels van. Net als ‘vent’ eigenlijk, dat zou ik ook nooit tegen iemand zeggen (alleen ironisch misschien).
23. Mijn lievelingskleur is groen. Donkergroen om precies te zijn. Maar ook andere tinten groen vind ik mooi, zowel om te dragen als om naar te kijken. In onze woonkamer zijn alle muren groen.
24. Ik kijk graag naar schoonmaakvideo’s. En dan bedoel ik van die video’s op YouTube waarin iemand een extreem rommelig en vies huis helemaal onder handen gaat nemen. Ik vind dat zo bevredigend! En voel me daarna ook weer helemaal blij met mijn huis (dat voel ik me sowieso vaak).
25. Ik vind het een geruststellend idee dat er in de wereld veel meer boeken zijn dan ik ooit zal kunnen lezen. Dat maakt dat ik ook nooit bang ben om me bijvoorbeeld tijdens mijn pensioen, over honderdvijftig jaar, te vervelen.

26. Ik heb als brugklasser een liefdesgedicht in het Engels (!) geschreven naar een jongen die een jaar hoger zat en die ik leuk vond. Of beter gezegd: knap, want ik heb nooit een woord met hem gewisseld. Niet voor en niet na dat gedicht :’). Ik stopte het in zijn kluisje en heb er verder niets over gehoord haha. Het begon zo:
I see you walking through the school
Each and every day
But everytime I look at you
I don’t know what to say
27. Ik heb niets met feestdagen. Meestal vind ik het vooral een grote commerciële ellende. Het is dat ik kinderen heb, anders zou ik zowel Pasen als Sinterklaas als Kerst niet vieren.
28. Ik vind het fijn als de koelkast vrij leeg is. Niet helemaal leeg, maar gewoon zo dat er op ieder plankje maar drie dingen liggen bijvoorbeeld. Lekker overzichtelijk! Bovendien geeft dat aan dat we weinig verspild hebben/gaan verspillen omdat er ‘vergeten’ eten in ligt achterin.
29. Ik eet producten die over de datum zijn. Om maar in de categorie ‘eten en verspilling’ te blijven: ik let niet echt op houdbaarheidsdata. Dit in tegenstelling tot mijn vriend, die alles wantrouwt dat ook maar beperkt houdbaar is. Ik kijk ernaar, ruik eraan, proef een beetje en als ik niets vreemd merk, eet ik het op. Tot nu toe gaat dat goed, wat mij sterkt in mijn overtuiging dat het meeste eten langer houdbaar is dan de producenten en supermarkten ons willen doen geloven.
30. De hele winter door (en voor mij is de winter van oktober t/m maart) draag ik skisokken. Ook naar mijn werk, naar de hockeytraining, naar alles. Hoe warmer hoe beter immers. Thuis draag ik dan ook nog mijn pantoffels eroverheen.
31. Het maakt me niet zoveel uit wat voor kleren mijn kinderen aanhebben. Voor ik moeder werd, had ik verwacht dat ik dit belangrijker zou vinden. Dat ik de avond tevoren voor hun kledingkasten zou staan om leuke setjes bij elkaar te zoeken. De werkelijkheid is dat het me gewoon niet zoveel kan schelen wat ze aanhebben. Ook niet als dat totaal niet bij elkaar past. Ik vind het wél erg belangrijk dat het a.) lekker zit en b.) past bij de temperatuur (niet te koud of te warm), maar qua kleuren ofzo interesseert het me gewoon niet…
32. Ik houd ervan om dingen net even anders te doen. Zo lak ik mijn nagels vaak niet alle tien in dezelfde kleur, en zo hebben onze kussenslopen altijd andere kleuren of patronen dan het dekbed (en dan elkaar). Voor mij zijn dat van die kleine, ‘rebelse’ dingen die het leven net iets minder voorspelbaar maken. En in het geval van de kussenslopen ook makkelijker, want dan maakt het niet zoveel uit welke aan het wasrek hangt of in de wasmand ligt etc.

33. Ik heb nul kookboeken in mijn bezit. Op de een of andere manier vind ik kookboeken wel iets magisch hebben als ik ze zie staan in een boekenwinkel en ik er doorheen blader, maar in de praktijk ga ik er dan toch niet echt mee aan de slag. De meeste ‘nieuwe’ recepten die ik probeer, heb ik gekopieerd van vriendinnen of online gevonden.
34. Als ik ooit een hond neem, wil ik een dalmatiër. Toen ik een kind was, hadden onze overburen een dalmatiër. Ik mocht die vaak uitlaten, jarenlang liep ik met hem door de wijk, tot hij zo oud en kreupel was dat hij amper meer wilde lopen. Hij was zo leuk, lief en speels dat hij echt mijn hart gestolen heeft. Ik heb meer met katten dan met honden, maar later – als ik met pensioen ben over honderdvijftig jaar en er de tijd voor heb – lijkt het me heel gezellig om met een hond samen te leven.
*Uitgelichte foto door Ayla Maagdenberg