
Grappige uitspraken van Elia #13
Yes yes! We (ik) hebben er weer tien. Grappige uitspraken van Elia, die eigenlijk intussen meer overgenomen zijn door uitspraken van zijn kleine broertje. Maar de naam van de rubriek blijft ongewijzigd :-). Komen ze:
1) Fluitje van een cent.
Elia zit achter op de fiets van alles te vragen (“Hoeveel is dertien min zes, hoeveel is twintig min tien?”). Noël zit voorop mee te luisteren.
Noël: “Zeventien min acht is negen.”
Ik (verbaasd): “Ja, dat klopt.”Noël: “Dat is ook makkelijk.”
2) Als je iets kwijt bent dat je nooit gehad hebt.
Noël: “Ga ik zwemmen met of zonder zwemdiploma?”
Ik: “Zonder, want je hebt er geen een.”Noël: “Waar is die dan?”
3) De beste wens ooit.
Elia: “Ik wens dat ik een ijsje mag. Wat wens jij, Noël?”
Noël: “Ik wens dat ik hagelslag mag. Ik wens dat ik een cadeautje mag. Ik wens dat ik melk mag. Ik wens dat ik Nijntje mag kijken. Ik wens dat ik ga fietsen. Ik wens dat ik naar Monkey Town ga. Ik wens dat ik bij oma ga logeren. Wat wens jij, Elia?”Elia: Ik wens dat jij je mond houdt.”
4) Als je je favoriete tv held in het echt ziet.
Noël ziet een bouwvakker, een lange blonde man met een gele veiligheidshelm op.
Noël: “Die lijkt op brandweerman Sam!”
5) Het broertje van de winnaar.
Op tv kijken we naar wielrennen. Elia Viviani heeft gewonnen.
Ik: “Kijk Noël, Elia heeft gewonnen!”
Noël: “En waar ben ik dan?”
6) Sommen maken op de vroege ochtend.
Ik: “Als je twee bolletjes meeneemt naar school en je eet er 1 nu, hoeveel zijn er dan nog over?”
Elia: “Hocus pocus pilatus pas, ik wou dat jij niet van die moeilijke vragen stelde.”
7) Motregenen.
Noël: “Het regent niet hard, toch?”
Ik: “Nee.”
Noël: “Het regent motten.”
8) Rijmen voor beginners.
Ik: “Wat rijmt er op pond?”
Elia: “Rond.”
Ik: “Ja! Ik dacht zelf aan hond of mond.”
Papa: “Ik dacht aan kont.”Noël: “Ik dacht aan snoepjes.”
9) Herinneringen opslaan.
Elia (vijf jaar): “Oma heeft veel elastiekjes.”
Ik: “O ja, heb je die wel eens gezien?”
Elia: “Ja, toen ik nog vier jaar was. Toen heb ik het in mijn hoofd bewaard tot nu.”
10) Oneindig veel meer dan oneindig.
Ik: “Weet je wat ‘oneindig’ is? Dat het zoveel is dat je het niet eens meer kan tellen. Bijvoorbeeld: ik hou oneindig veel van jou.”
Elia denkt even na en zegt dan: “Ik hou honderd miljoen keer oneindig van jou.”