Brief aan mijn derde kind dat er (waarschijnlijk) nooit zal komen

Lief derde kind,

Als ik aan je denk, zie ik altijd een jongetje voor me. Niet zo gek ook, want ik ken niets anders. En hoewel ik wéét dat de kans bij elke zwangerschap 50/50 is, ben ik er heilig van overtuigd dat je een jongetje geweest zou zijn. Je naam lag zelfs al voor je klaar. Het was echt een mooie naam ook, heel goed passend in ons gezin, tamelijk uniek en hij klinkt prachtig, daar waren je vader en ik het over eens. Ik heb nog net niet het geboortekaartje ontworpen.

Het kost me geen enkele moeite om Elia te visualiseren als oudste van drie kinderen. Of van vier, vijf. Hij is ‘oud’ geboren: rustig, verantwoordelijk, overwegend, analytisch, volwassen voor zijn leeftijd – hij bezit eigenschappen die typische eigenschappen zijn van een oudste kind, zelfs toen hij nog enig kind was. Noël als grote broer visualiseren, vind ik moeilijker. Noël is zo speels, hij is echt een kind-kind vol levensvreugde dat in zeven sloten tegelijk loopt als je even niet op hem let.

Kun je iets missen dat er nooit geweest is, dat zelfs als concept vrij gauw van de baan was? Ik denk het wel. Lief derde kind, ik heb er 100% vrede mee dat wij elkaar nooit zullen ontmoeten. Sterker nog: dat was een weloverwogen besluit (aangenomen dat het anders wel gelukt was natuurlijk). Maar ergens mis ik je toch. Ik mis niet het zwanger zijn, het bevallen (…), de slapeloze nachten, de berg was, het gehuil dat door merg en been gaat, de luiers die niet aan te slepen zijn, de bezorgdheid en de verantwoordelijkheid tot de macht drie. Ik mis wel (de herinnering aan) die eerste ontmoeting, dat gevoel van overweldigende liefde die ik ongetwijfeld ook voor jou gevoeld had.


Zoals je merkt, doet dat mij wel iets. Vandaar ook de toevoeging ‘waarschijnlijk’, het niet willen verklappen van je naam en alle andere, kleine escapes die ik inbouw. Je aanwezigheid is nu niet gewenst, dat voel ik in mijn hele wezen. Maar ik durf niet met zekerheid te zeggen dat dat over een jaar of twee nog steeds zo is. En dan nog: je kunt die gezinsuitbreiding wel willen, maar is het ook praktisch? En wat doe je je andere kinderen aan? Je geeft ze iets, natuurlijk, maar je ontneemt ze tegelijkertijd ook iets. Namelijk een stukje aandacht dat ze weer met 1 persoon meer moeten delen.

Een gezin met twee kinderen is in Nederland een gemiddeld gezin. Een gezin met drie kinderen is al een ‘groter’ gezin, en bij 4 of meer heb je écht een groot gezin. Ik heb nooit een groot gezin gewild. Ik wil het ook niet per se niet, maar het is niet zo’n hartstochtelijke wens zoals meer dan 1 kind dat wel was. Dus al mijn wensen op kindergebied zijn al uitgekomen.

Lief derde kind, misschien kom je ons gezin ooit nog eens verrijken. Mocht dat gebeuren, dan ben je welkom, welkom in ons hart en in ons leven – even welkom als je twee grote broers dat waren. Maar ik ga er niet vanuit. Het is goed zoals het is. Wij zijn compleet. Op dit moment.

Ik realiseer me dat dit – het twijfelen over wel of geen derde kind – een enorm luxeprobleem is en dat er geen enkele garantie is dat het lukt, mocht ik het toch willen. Ik heb twee kerngezonde, mooie zoons, en ik ben elke dag dankbaar dat zij bij ons mogen zijn. Eerder schreef ik trouwens ook al een brief aan mijn eerste kind en een brief aan mijn tweede kind.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *